Soms heb je gewoon mazzel

We hebben onze Tradewind Atoll sinds 2006. Tukker hebben we hem genoemd naar de bewoner van onze geboortegrond Twente. Ik las in de Waterkampioen een artikel over de Atoll en was verkocht: een bezoek aan de werf, proefvaart en daarna op bezoek bij onze zeilmaten.

‘Je bent gewoon verliefd… zien we ook eens hoe dat er bij jou uitziet’, was hun reactie. Ze hadden gelijk en het is nooit echt overgegaan. Met onze vrienden Jan en Loes varen we nu als het kan al enkele jaren op en meermalen hoor ik hen zeggen: ‘Kan dat bootje van jullie zich nou niet eens één keer als een klein schip gedragen!’ als we hen met hun Rassy Monsoen op een halve koers voorbij varen.

Helgoland
We liggen in een smoorhete haven zeven rijen dik. Geen rimpeling op het water. Het is te heet om binnen te zijn. Aan de wal is het nog erger. Tijdens een wandelingetje staan je schoenen binnen een minuut vol water. Om van je oksels nog maar te zwijgen. Doen we maar niet. We hebben een laken over de giek gewerkt. In de kuip is het zo nog een beetje uit te houden, als je niet beweegt tenminste. Landerig kijken we naar Jan en Loes naast ons. Hun kuip is omgetoverd tot een achtertuintje in een Vinexwijk. Twee parasols met daar overheen van alles wat maar zon tegenhoudt. Stom om tussen al die tienmeterjachten en meer te gaan liggen. Met onze ‘Tukker’ hadden we meer ruimte gehad aan de kade voor kleine boten. Nu liggen we helemaal door jachten ingebouwd. D’r kan geen duim meer tussen. Voor je vrienden en de gezelligheid doe je wat. Want dat is het wel met Jan en Loes. Moeiteloos plezierig. We gaan al een aantal jaren samen op stap en onze vriendschap kan niet kapot. Maar deze zinderende hitte is wel een aanslag op het humeur van ons alle vier. Wanneer houdt dit op?

Op weg naar de Oostzee
Het leek wel wat om een uitstapje naar de rode rots te maken. Het is inderdaad prachtig. Zeker als je aankomt. Rimpelloos water. Een heiige lucht waaruit de beide eilandjes langzamerhand opdoemen als we er met zo’n 5 kn. op af motoren. Jammer alleen, dat er niet te zeilen viel.
‘An allen Seefunkstellen. An allen Seefunkstellen. Hier DP 07 in der Grrrrossen Konferenz . . .‘ Klinkt het uit de kuip naast ons. Ik spits mijn oren. Beter weer? Lekker windje uit een goede hoek? Even luisteren. Wordt het wat? Nee dus. Zwaar weer op komst na middernacht. Zware onweersbuien drijven vanuit het zuidwesten onze richting op en zullen het weer in de Duitse Bocht gaan bepalen. De dagen erna zal er veel wind zijn. Volgens DP wordt het zwaar weer. Wat doen we?

Wakker worden
Als we vandaag nog vertrekken lukt het dan nog op tijd in Cuxhaven te komen? Getijdentabel en kaart er bij. Het moet kunnen. Als we meteen vertrekken halen we het begin van de vloedstroom bij de aanloop van de Elbe en racen we zo naar binnen. We komen wel in donker aan, maar dat is met die straatlantaarns op de boeien niet zo’n probleem.
Ondanks de hitte werken we als gekken om de boel vaarklaar te maken. Als we willen vertrekken maken we ons bij de andere boten behoorlijk impopulair. Niemand heeft veel zin om in deze hitte ruimte voor ons te maken. Maar als we los zijn en de haven uittuffen is dit nog het beste wat we hadden kunnen doen. Door de vaart hebben we nog een beetje verkoeling. De zee is als een spiegel en maakt het motorvaren licht.  Voor de aanloop van de Elbe varen we tussen de kolossen door die daar voor anker liggen. Zo te zien maken die zich niet zo druk om wat hen te wachten staat.

We varen de Elbe aan de bakboordboeienlijn aan. Er is nauwelijks verkeer en steken snel over. Het is inmiddels een uur of negen. Als ik achteromkijk zie ik boven Helgoland donkere wolken. Een aantal aambeelden steekt er dreigend bovenuit. Waar wij varen is het helder. Geen zuchtje wind. We schieten op. Het gaat steeds sneller.
In de verte tekent Cuxhaven zich al als een lichtvlek af. Het is bijna donker. Nog een uurtje en dan liggen we aan een steiger. We nemen een borrel op onze geweldige beslissing en besluiten als het kan morgen met het volgende tij meteen door te gaan. Als we op het Kieler kanaal zitten doet het weer er niet meer toe. We zijn er van overtuigd dat we weer een goede beslissing hebben genomen. Tevreden met onszelf nemen we er nog een.

Een pittig windje pal op kop
20 Mijl wind tegen stroom tot Brünsbüttel. Voor Tukker is het geen probleem. Ik zelf vind het vervelender. Was het nog maar windstil. Iemand vertelde me eens dat hij windstilte in de Duitse Bocht beschouwde als een cadeautje. Je schiet toch op en je hebt die altijd linke bak zee zonder probleem maar weer gehad. Tegen zoveel wijsheid kon ik niet op, dus ik bekijk het sindsdien ook maar zo.
Als we de zeesluis door zijn besluiten we door te varen naar de ligsteigers bij het sluisje in het Gieselaukanaal. Een heerlijk rustige plek om te overnachten.

Het weer begint na een uurtje varen te veranderen. De stilte op het kanaal wordt drukkender. Vogels stoppen met hun gezang. Geen blad aan de boom beweegt nog. We varen met drie boten. Wij in het midden. Jan en Loes achter ons. Als ik achterom kijk zie ik in de richting van Brünsbüttel een donkere wolkenlaag. Net zwarte rook uit een brandende teerton. Zou dat de voorspelde ellende zijn? Ik ga naast Jan en Loes varen en we bespreken de viezigheid. Het komt snel dichterbij.  We controleren of alles goed vast zit. Geen losliggende spullen in de kuip. Jet stelt voor om vast ons regenpak aan te trekken. Ik besluit tot de korte broek en een dun regenjack. Blote voeten. Het is toch smoorheet. De zwarte lucht komt steeds dichter bij. Boven het kanaal achter ons is het egaal grijs geworden. Een muur van grijs. Stortregen. Dat wordt een nat pak. Niet erg. Het is warm genoeg en het droogt toch wel weer. Ik vraag Jet of ze niet liever binnen wil blijven. Twee natte slakken is nou ook weer niet nodig. De deurtjes gaan dicht. Ik sta alleen aan het roer. Tukker en ik. M’n kleine bootje. Ik begin hem gerust te stellen en voor te bereiden. En mezelf het hardst waarschijnlijk. Boven me is alles zwart. De grijze muur is nog op een paar honderd meter achter me. Ik zie Jan ook voortdurend achteromkijken. Het is gek dat ik op zo’n moment rustig word en geen angst voel. Ik ben absloluut geen held, maar ik heb blind vertrouwen in mijn boot. Als ik zijn stoere korte mast zie met het degelijke want, het zware staal voor mast en boegspriet dan weet ik dat me niets kan overkomen. In zwaar weer heeft Tukker nog nooit zitten trillen of tekenen van zwakte getoond. Een romp uit duizenden. Dan weet ik weer waarom ik geen catalogusplastic wilde.

Windhoos
De aanstormende hel is oorverdovend en gaat onmiddellijk aan het werk. De grijze muur heeft ons ingehaald en komt met bakken uit de hemel.  De wind huilt en giert. Van Jan en Loes zie ik alleen nog hun toplicht. De populieren langs de kant slaan met hun toppen zowat tegen de grond. Een enkele knapt als een luciferhoutje af. En het wordt koud. IJskoud. Daar sta ik dan in mijn blote benen en regenjekkie te vernikkelen. De snelheid loopt binnen een paar minuten op van 5 naar 8,5 knoop. Ik geloof mijn ogen niet. De wind is pal achter en neemt alleen maar toe. Bliksem overal om me heen. Ik krijg het steeds kouder. Ik bibber aan alle kanten. Tukker neemt de ellende als een gegeven en trekt zich nergens wat van aan. Hij blijft stoïcijns onder het natuurgeweld. Jet roept wat, maar ik kan haar door het lawaai niet verstaan.

De bomen langs de kant zie ik niet meer. Ik zie alleen vaag de rand waar het water overgaat in de oever. De toplichten van de twee anderen zijn ook aan het gezicht onttrokken. Het wordt nog donkerder. op een gegeven moment zie ik geen hand voor ogen meer.

Hoe lang het natuurgeweld duurde weet ik niet, maar ineens is het over. De lucht klaart op en regen en wind houden er mee op. De boot ligt vol afgerukt blad, maar vaart weer zijn vertrouwde 5 knoop.
De deurtjes gaan open. ‘Gaat het een beetje?’ vraagt Jet. Ik kan alleen maar klappertanden. Ik heb het stervenskoud.

Op Helgoland heeft een windhoos huisgehouden. Een complete camping weggewaaid, twee doden. In de jachthaven veel schade. Wij hebben geen averij. Als takken en bladeren van boord zijn geveegd en geputst ligt Tukker er als nieuw bij. Stoer en onverwoestbaar. Soms heb je gewoon mazzel.